De kolomindeling is als volgt:
(1) resultaat 1e kwartaal
(2) de vorige kolom uitgedrukt als van de omzet
(3) resultaat 2e kwartaal
(4) zie kolom 2,
etc |
Er zijn twee varianten: (1) geeft het resultaat van de kwartalen zelf en (2) geeft het resultaat van de kwartalen cumulatief, dus t/m 1, t/m 2, t/m 3, etc.
1 | Indien de administratie is opgebouwd uit 13 periodes, wordt het overzicht geteld op basis van de maand uit de boekingsdatum. Als er transitorische posten voorkomen wordt de datum hiervan als volgt vastgesteld: Bij vooruitboekingen op de 1e dag van de aangegeven periode. Bij achteruitboekingen op de laatste dag van de aangegeven periode. |
Boekjaar (jaar JJ) [211]
Het boekjaar waarvoor de gegevens moeten worden getoond.
Variant (1,2) [1385]
De gewenste variant.
U kunt kiezen uit:
1 | Geeft het resultaat van de kwartalen zelf |
2 | Geeft het resultaat van de kwartalen cumulatief |
Gbrek comprimeren (6,5,4,3,2,1) [31]
De positie binnen de grootboekrekening op basis waarvan moet worden gecomprimeerd. Wordt bijvoorbeeld 2 opgegeven, dan worden alle grootboekrekeningen waarvan de eerste 2 posities gelijk zijn, samengenomen tot een subtotaal.
Geldige waarden zijn:
6 | Geen groepstotalen |
1 | Groepstotalen op het eerste cijfer van de grootboekrekening |
2 | Groepstotalen op het tweede cijfer van de grootboekrekening |
3 | Groepstotalen op het derde cijfer van de grootboekrekening |
4 | Groepstotalen op het vierde cijfer van de grootboekrekening |
5 | Groepstotalen op het vijfde cijfer van de grootboekrekening |