Iedere functie in CASH heeft een unieke functieaanduiding. Deze begint met een letter (M, S, D, H of L), gevolgd door een een nummer van maximaal vier cijfers. Zodra een functie wordt gestart staat deze functieaanduiding in de bovenbalk van het venster waarin de functie is geopend. Indien een functie een overzicht aanmaakt, staat de functieaanduiding ook onderaan ieder blad van het overzicht.